Frans van Valderen (1888-1979) was vanaf 1938 de officiële gids van de Sint-Jan. Hij leidde velen rond en vertelde tal van historische bijzonderheden. Maar niet altijd was het juiste verhaal bekend achter een bepaalde beeldhouwer. En dan was Van Valderen echt niet te beroerd om ter plekke een verhaal te bedenken. Zo bijvoorbeeld over 'Gijsje de looddief'. Gijsje Lowieks woonde in een steegje bij de Hinthamerstraat. Hij was liever lui dan moe en leefde van de hand in de tand. Aan de kost kwam hij niet alleen door te bedelen, men verdacht hem ervan dat hij de eigendomsverhoudingen niet zo goed kende. Maar op stelen was Gijsje nog nooit betrapt.
Dikwijls liep Gijsje bij de Sint-Jan rond, waaraan op dat ogenblik nog druk gewerkt werd. Zo lang hij niemand echt voor de voeten liep, werd dat toegstaan. Gijsje gaf regelmatig aanwijzingen voor de bouw, maar daar werd door de arbeiders geen aandacht aan geschonken. Oogluikend werd toegstaan dat Gijsje wat afvalhout mee naar huis nam, om daar als brandstof te dienen. Achterdochtig bleef men echter ten opzichte van Gijsje, ook al omdat er wel eens een stuk gereedschap verdween.
Op zekere dag misten de leidekkers een rol daklood. Dit viel op en Gijsje werd ervan verdacht. Echter, er was bij hem thuis niets te vinden. Er werd besloten actie te ondernemen tegen de brutale dief. Tamelijk opvallend liet men een partijtje lood deponeren in een van de goten van de kerk. 's Nachts werd er gewaakt... Maar pas de derde nacht gebeurde er iets. Op deze donkere nacht klom Gijsje Lowieks de steiger op en gooide een rol lood naar beneden. Toen hij de kreet „Ha schelm, daar hebben we je eindelijk” hoorde, wist hij dat hij betrapt was. Direct sprong hij naar beneden, maar kwam daar ongelukkig terecht: op de rol lood. Kermend en met zwaar gekneusde benen bleef hij liggen.
De medische wetenschap was in de middeleeuwen nog niet zo ver gevorderd als vandaag de dag. Het was dan ook geen wonder dat Gijsje later, na zijn verdiende straf te hebben ondergaan, zich slechts door de stad kon voortbewegen met een driewielige loopkruk. Geen wonder, dat hij daarna 'Gijsje de looddief' werd genoemd! Slechts door te bedelen kon hij in leven blijven.
Zo vertelde Frans van Valderen het verhaal aan zijn met aandacht luisterende toeschouwers in het zuiderportaal van de Sint-Jan. Want daar, enkele meters boven de grond, waar de ribben van het gewelf eindigen in een kraagsteen, is deze kraagsteen versierd met een figuurtje en een driewielig voertuig. Dàt was het onderwerp van een van de verhalen van Van Valderen.
Echter, het figuurtje is geen kreupele volwassene die in verband met zijn handicap gebruik moet maken van een looprek. Het is een kind, dat óf leert lopen met een rekje, óf dit als een stepje gebruikt. Een dergelijke afbeelding komen we ook op een van de schilderijen van Jeroen Bosch tegen.
|